Klimaatambities EU - Industrie op kantelpunt in klimaattransitie
Agoria blijft achter ambities staan, maar vraagt meer gerichte steun, stabiele langetermijnvisie en bescherming tegen oneerlijke concurrentie

De Europese Commissie heeft zonet de routekaart naar een klimaatneutraal Europa in 2050 concreter voorgesteld: tegen 2040 moet de uitstoot van broeikasgassen op ons continent met 90% gedaald zijn ten opzichte van 1990.
Technologiefederatie Agoria onderschrijft het belang van het erg ambitieuze uiteindelijke einddoel – Europese klimaatneutraliteit in 2050. Tegelijk vraagt de techsector aan Europese en Belgische beleidsmakers, nu we op een scharnierpunt komen in de klimaatinvesteringen, maatregelen die even ambitieus zijn als dat einddoel: meer gerichte steun, een stabiele langetermijnvisie en bescherming tegen oneerlijke concurrentie.
“De technologische industrie is misschien wel de relevantste betrokken partij. We werken niet alleen hard aan het verminderen van onze eigen uitstoot, we zijn ook de bedenkers en bouwers van veel technologie die ons door deze uitdaging van formaat moet helpen. Het maakt het des te belangrijker dat onze sector mee wordt meegenomen in strategische keuzes en het beleid technologiebedrijven helpt om te versnellen.”, reageert Bart Steukers, CEO van Agoria.
Zware investeringen, stijgende kosten
In 15 jaar tijd kon de technologische industrie 26% groei neerzetten en toch haar uitstoot met 38% verminderen. Maar nu stelt Agoria vast dat het potentieel voor verdere energie-efficiëntie binnen de technologische industrie stilaan uitgeput raakt. De resterende mogelijkheden voor CO2-reductie komen voor veel bedrijven meer en meer neer op pure extra kosten, zonder daaraan gekoppelde economische baten. We bereiken met andere woorden een delicaat en belangrijk kantelpunt. Zonder bijgestuurd beleid wordt het voor de industrie de komende jaren bijzonder moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk, om aan hetzelfde tempo te blijven presteren.
Volgens berekeningen van McKinsey is vandaag slechts 10% van de ontwikkelde klimaattechnologie voldoende ingeburgerd: economisch rendabel én al breed geadopteerd door bedrijven en gezinnen. De overgrote meerderheid van technologieën is dus nog niet matuur genoeg.
Daarom moet de overheid meer gerichte steun voorzien om veelbelovende technologieën sneller op te schalen. Dat kan via directe steunmechanismen, maar ook via aangepaste aanbestedingen en gerichte fiscale stimulansen (lokale) afzetmarkten te stimuleren. Voor technologieën waarbij de hoge energiekosten een rem vormen, moet het prijsverschil tussen de drie tot vier keer duurdere elektriciteit en gas worden verkleind – bijvoorbeeld via een taxshift.
Een andere groep technologieën blijft voorlopig afhankelijk van investeringen in energieproductie en -infrastructuur, die er vandaag nog niet zijn. Hier is het aan de overheid om knelpunten zoals de vergunningsproblematiek structureel aan te pakken.
Voor al deze inspanningen is er nood aan investeringszekerheid en een stabiel langetermijnbeleid. De voorbije jaren was dat helaas vaak niet het geval, vooral op het vlak van infrastructuur en bevoorradingszekerheid. Wispelturig beleid ondermijnt het vertrouwen van bedrijven en gezinnen en zorgt voor uitstel van cruciale investeringen.
Tot slot is ook bescherming tegen oneerlijke concurrentie essentieel. Onze overheden moeten vermijden dat Belgische bedrijven, die massaal investeren in duurzame technologieën, uit de markt worden gedrukt door goedkopere buitenlandse alternatieven die minder strikte klimaatregels volgen.
Verder wegtrekken industrie dreigt
De concurrentiekracht van de Belgische technologische industrie staat steeds meer onder druk, zowel binnen Europa als ten opzichte van de rest van de wereld. Europese bedrijven krijgen het moeilijker, en kleinere landen zoals België worden daarbij nog extra benadeeld. De hoge investeringskosten en een beleid dat achterloopt op de realiteit ondermijnen die internationale concurrentiekracht. Het risico is dan ook reëel dat een te snelle klimaattransitie ertoe leidt dat onze industrie nog sneller verdwijnt uit Europa en België.
2 voorbeelden:
- Koolstofgrenstaks creëert ongelijk speelveld: CBAM (Carbon Border Adjustment Mechanism) is bedoeld om het klimaat te beschermen door ook op bepaalde ingevoerde producten, waaronder staal, ijzer en aluminium, een CO₂-taks te heffen, zodat meer vervuilende producten niet gewoon geïmporteerd worden en klimaatvriendelijkere producten in Europa oneerlijke concurrentie aandoen. Goedbedoeld, maar het systeem heeft belangrijke nadelen: ingevoerde eindproducten vallen niet onder de taks, waardoor buitenlandse producenten bevoordeeld worden ten opzichte van Europese bedrijven in Europa én daarbuiten. Er is immers geen compensatie voor Europese exporteurs, die wél met hoge klimaatkosten zitten maar moeten concurreren met bedrijven die die kosten niet hebben. Zo kan CBAM exact zorgen voor wat de maatregel wil vermijden.
- Staatssteunkader benadeelt kleine landen: De Europese Commissie heeft recent een nieuw, soepeler kader (CISAF, Clean Industrial State Aid Framework) goedgekeurd voor staatssteun (gericht op onder meer industriële decarbonisatie). België is daarin duidelijk benadeeld ten opzichte van grote buurlanden en zal niet in staat zijn om dezelfde financiële middelen vrij te maken als bv. Duitsland om zijn industrie te verduurzamen.
“CBAM introduceren zonder oplossing voor de export betekent zuivere verplaatsing van CO₂-uitstoot naar landen met zwakkere klimaatregels. Uiteindelijk zijn de planeet én onze bedrijven de verliezers. Een Europees kader voor staatssteun mag de concurrentiepositie van kleinere lidstaten niet ondergraven. Dat is nochtans wel wat nu gebeurt. Staatssteunregels gaan terug tot de oprichting van ons Europese samenwerkingsproject om de economieën van kleinere lidstaten te beschermen. Hier moeten we stilaan principieel over worden.", reageert Bart Steukers, CEO van Agoria.
Transitie moet ook kansen bieden
“De klimaattransitie moet ook kansen blijven bieden aan onze bedrijven. Europa bekleedt nog steeds een sterke positie in meerdere transitiemarkten en ambieert om tegen 2030 40% van de eigen behoeften zelf in te vullen. In België hebben we bovendien meerdere wereldkampioenen in metaalrecyclage, energietechnologie, enzovoort. Met gerichte steun, heldere keuzes en een gelijk speelveld maken we een kans om van de klimaattransitie ook een economisch succesverhaal te maken.”, besluit Bart Steukers.
Jan Gatz